Hervorming op het ritme van de tijd - PANTA RHEI
Goed zijn in Wiskunde, Kunnen werken met zijn handen, Aanleg hebben voor Talen. Talent hebben… Bij het kiezen en volgen van studierichtingen worden beslissingen en verwachtingen vaak in dergelijke termen verwoord. In het huidige onderwijs is er een zeer ruim studieaanbod: een rijkdom voor de enen, een doolhof voor anderen. Binnen de bestaande structuur verliezen echter te veel leerlingen momenteel de weg: veranderen en opnieuw kiezen is dan noodzakelijk. Voor heel wat leerlingen eindigt de rit voortijdig: de ongekwalificeerde uitstroom is een verlies aan mogelijkheden, tijd en investeringen . (1) ‘Goed zijn in iets’ is echter niet zozeer de richtingaanwijzer als wel de aanduiding voor het toerental dat een leerling in een bepaalde richting kan behalen. Immers, hoe meer aanleg, des te gemakkelijker en met meer plezier de leerling zijn ’studiereis’ onderneemt en uiteindelijk op de gewenste of gedroomde bestemming uitkomt. Mensen doen schitteren.
In de Oriëntatienota hervorming secundair onderwijsworden er antwoorden op deze problemen nagestreefd: De nota vertrekt vanuit een aantal zeer concrete analyses en probleemstellingen. Zo moet deze hervorming er allereerst voor zorgen dat de sociale ongelijkheid in onze samenleving niet langer wordt bestendigd en zelfs gereproduceerd door ons onderwijssysteem. Concreet moeten daarom de resultaten van de zwakst presterende leerlingen opgetrokken. Daarnaast moet ze ook de ongekwalificeerde uitstroom, die momenteel op 15% ligt, terugdringen. Ten derde moet de reorganisatie remediërend zijn voor de problemen die er vandaag worden ervaren rond studiekeuze en schoolloopbaan. Vooral de overgang van basisonderwijs naar secundair onderwijs verdient daarbij bijzondere aandacht. Een vierde werkpunt is het opkrikken van het welbevinden van leerlingen. De nota vraagt ook bijkomende aandacht voor het opleiden van leerlingen tot kritische en verantwoorde burgers. Tot slot wil de nota ook een plaats geven aan nieuwe vormen van leren. Digitalisering en beeldcultuur hebben een grote impact op het maatschappelijk leven. Minister Smet wil dat het onderwijs de mogelijkheden van de nieuwe leervormen benut. Vanuit onze eigen context van het kunstsecundair onderwijs in homogene scholen lijkt de vraag naar goede studiekeuze verrassend eenvoudig: Eerst en vooral, de leerling maakt een welbewuste keuze. U mag het van ons aannemen: de leerlingen die in het KSO door ouders of derden gedwongen worden om een podium- of beeldende richting te doen, zijn werkelijk witte raven. Te tweede, de leerling heeft talent of voldoende aanleg om de gekozen richting ook daadwerkelijk te volgen. Kunst zonder Talent … het is als aardappelen zonder zout, vogels zonder vleugels of als sneeuwmannen zonder sneeuw. Flauw, zielig of louter idee. Het homogene aspect van onze kunstsecundaire scholen stelt verder een zo adequaat mogelijke oriëntatie en doorstroming garant. Wie in het KSO niet thuishoort, wordt doorverwezen. Wie wel de nodige ‘grondstoffen’ bezit, maar er alleen niet op eigen kracht geraakt, wordt meegenomen: aangemoedigd, bijgespijkerd, individueel opgevolgd. Er zijn geen afleidingen naar ‘minder zware richtingen’, studierichtingen die door jaren van oneigenlijk gebruik goelags voor de minder getalenteerden worden… de spreekwoordelijke ‘vuilbak’ van de school. (2)
In gewone mensentermen voor onderwijs komt het hierop neer: juiste instroom, afwegen van attesten, voortbouwen aan specifieke talenten en gelijke kansen voor iedere leerling die thuishoort in de gekozen onderwijsvorm. Het welbevinden van de KSO-leerling spat dan ook van elk onderzoek af . Naast het gevoel van zich ‘thuis’ te voelen in de school van zijn keuze, zijn er zeker nog andere elementen in het geding: Directie en leerkrachten zitten op dezelfde golflengte: creativiteit is ’conditio sine qua non’. Theorie wordt gekoppeld aan praktijk, kleine en grote successen zijn te herleiden tot mensen en niet zozeer het grote geld of de naam van de instelling. Kleinschaligheid is een ander aspect. Iemand individueel laten ontplooien tot zijn beste kunnen, is precies ook dat: individueel laten ontplooien. De school is geen grote legbatterij van input, output en contextgegevens of welke andere zakelijke termen de modewoorden van de dag mogen wezen. Overigens straalt de tevredenheid van de leerling en zijn omgeving ook af buiten de schoolmuren. De school is geen gesloten circuit. Onderwijs zet ramen en deuren open: een open school, een brede school of geen school! U ziet het: in de huidige gesprekken en teksten over mogelijke, wenselijke, waarschijnlijke hervormingen voor het onderwijs in Vlaanderen, zitten al heel wat van de hier genoemde elementen. KSO als de avant-garde van het onderwijs, het is meer dan een open deur intrappen. Toch zijn er ook alarmsignalen. Wat valt er bijvoorbeeld te zeggen over de veranderingen in de keuzemomenten? Is later kiezen = beter kiezen? Of is het gewoon een nieuwe aanloop tot meer gefrustreerde jongeren die gezamenlijk in de grote wachtkamer moeten blijven voor hun eigen leven echt kan beginnen? Is de invoer van belangstellingsgebieden een patent antwoord op het huidige shoppinggedrag van leerlingen en ouders? We proeven eerst, en dan, in extremis zullen we twee jaar voor het verlopen van onze minderjarigheid de ultieme perfecte keuze maken. Twee jaar voor de best afgestemde keuze voor de leerling: je kan de shoppers van vandaag dus eigenlijk geen ongelijk geven. Daarnaast is er nog een veel diepgaander gevaar: de val van de oppervlakkigheid. Laat het ons in concreto voorstellen: de gemiddelde ASO-leerling volgt 32 uren les, BSO-, TSO- en KSO-leerlingen zitten doorgaans meer uren (maximaal 36 keer 50 minuten!) in de schoolbanken. Gaan we in een nieuw en gestroomlijnder onderwijs meer of minder ruimte hebben om de belangstellingsgebieden van elkaar te onderscheiden? Of gaan we, de gelijkvormigheid en het uitstellen van de keuze indachtig, slechts een beperkt aantal uren specifiek op basis van het gekozen gebied toebedelen? Hoeveel uren heb je nodig om voorbij de introductie van een vak te geraken? Hoeveel uren zijn er nodig om een muziekinstrument te leren bespelen? Vanaf wanneer is toneel of tekenen meer dan een hobby, dan wel een daadwerkelijke vaardigheid? Waar staat het bereiken van vaardigheden en competenties in dit verhaal? Nu de deur van de zware industrie in West-Europa waarschijnlijk definitief op een kier staat, is vernieuwing een must. Bandwerk en geautomatiseerde fabricage trekken naar lageloonlanden. De actieve burger van morgen gaat dus op een andere manier zijn beroepsleven in. Onderwijs moet en zal daarin een voortrekkersrol spelen. Wil dit zeggen dat iedereen ‘professor’ of ’meester’ dient te worden? Bijlange niet. Technische kennis en oplossingen zoeken. Weten en denken. Meer dan één toekomstbeeld duidt creatief denken als dé grondstof voor de toekomst van een land, een volk, een mens aan. (Zie ook Ken Robinsons ideeën over nieuwe paradigma’s voor onderwijs: http://www.youtube.com/watch?v=zDZFcDGpL4U ) Dit denken gaat verder dan het inlepelen van ‘gekende’ stof, maar wil juist het genereren van nieuwe ideeën en oplossingen bevorderen. Het gaat weg van de status quo, op naar de exploratie van nieuw terrein. Goed zijn in Wiskunde, Kunnen werken met zijn handen, Aanleg hebben voor Talen. Talent hebben… Talent is geen exclusiviteit voor de Kunsten. Els Talloen Academie voor Beeldende Kunsten, Aalst
(1)
Vroege schoolverlaters in Vlaanderen. Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007—Samenvatting; G. VAN LANDEGHEM, M. GOOS & J. VAN DAMME. Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma „Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek” SSL-rapport nr. SSL/OD1/2009.25 datum oplevering eerste versie: 28 april 2010 datum publicatie: 15 juni 2010
(2)
Persbericht Kabinet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Maandag 13 september 2010